Ervaringen

 

10 oktober 2021    Goochelfazant

Zuid-Frankrijk, herfst 2021. Maarten en ik gaan op jacht naar de beroemde Keizeramaniet, een van de lekkerste paddestoelen. We hebben om 11 uur afgesproken met Pierre. Onderweg komt er een vette fazant recht op onze voorruit afgevlogen. Ik krijg een acuut Twin Towers gevoel, maar op het allerlaatste moment buigt de terrorist af. Opgelucht rijden we verder en bellen we aan bij Pierre. Maar hij is niet thuis en zijn auto staat er ook niet. Zou hij misschien onderweg zijn naar ons? We rijden terug naar ons huis en jawel, daar staat Pierre. Ik was hier om stipt 11 uur, zegt hij. Wij waren stipt 11 uur bij jou, zeg ik. Maar hoe kan het dan dat we elkaar niet hebben gezien onderweg? Het enige wat we tegenkwamen was een fazant, zeg ik. Parbleu, ik heb ook een fazant gezien, zegt Pierre. Precies halverwege? Ja, precies halverwege. Dat moet dezelfde fazant zijn geweest.
Het is de oudste goocheltruc ter wereld: zwaai wat met een vogel en het publiek ziet zelfs de meest evidente feiten niet meer. Politici doen dat ook graag, let maar op.

 

 

 

29 juni 2017     Kwalitijd: terug naar de bron

Zoals elke herfst ben ik weer in La Salvetat, France. Deze week heb ik geen cursisten voor de paddestoelen en wijd ik me aan mijn nieuwe boek over voedselconservering. Ik ben bij het hoofdstuk fermenteren. In de bijbel van Katz lees ik dat ik zuiver water nodig heb, want bij het fermenteren wil je dat de bacteriën en schimmels gaan groeien. Dat gaat niet zo goed met het chloor in de gemeentepils.

Maar waar haal ik zuiver water? Dan bedenk ik me dat onderaan onze berg zich een bron bevindt. En onze berg staat in een natuurgebied: zuiverder water haal je nergens.

Met twee literflessen daal ik af. De zon schijnt warm. Het is stil in het bos, alleen een paar vogels fluiten. De boslucht ruikt zwoel naar spar en zwam. Ik bedenk me dat geen stedeling het in zijn hoofd zou halen om zoveel moeite te doen voor twee liter water. Dat stroomt immers met 10 liter per minuut uit je kraan.

Maar ik heb geen haast. Ik bedenk me dat kwantificeren het grote probleem is van deze wereld: alles wordt in hoeveelheden uitgedrukt. In uren, euro’s, kilo’s, meters, liters. Daarom hebben we haast, want we zien steeds de euro’s per uur, de kilo’s per meter en de liters per minuut. En in die haast letten we niet meer op de kwaliteit. Zuiverheid, schoonheid en eerlijkheid vallen niet te kwantificeren. 

Ik ben halverwege de bron. Grappig dat je zoveel kunt denken in 30 meter. Kwantiteit is het probleem van de westerse cultuur. Alles moet meer, groter, sneller. Tijd is geld. Maar de kwaliteit raakt uit het zicht. Geld maakt niet echt gelukkig en een kwart van de mensen zit aan de pillen.

Kunnen we het niet omdraaien? Kunnen we gelukkiger worden door meer tijd en aandacht te besteden? Door minder te haasten? Door te consuminderen? 

Nu ben ik bij de bron en laat ik mijn fles langzaam volstromen met fris en zuiver water. Straks ga ik ermee fermenteren zonder de chemicaliën die veel mensen inderhaast in hun eten stoppen: kunstmest, insecticiden, hormonen, antibiotica, fungiciden, psychofarmaca, kleurstoffen en E-nummers. Niet alles is schadelijk, maar kan het niet een beetje minder?

Ik klim weer omhoog. De zon schijnt nu in mijn gezicht. Nu is er grote rust. Er is alleen maar nu. Verdriet was gisteren, zorgen zijn morgen. Maar gisteren is geweest en morgen zullen we nog wel zien. Nu is er vrede en vreugde. Nu.

         foto2 fermenteren

                                                    De komkommers staan langzaam te fermenteren in de Samowar

   

18 juli 2016            Ouderenwildplukhulpstuk

Heeft u ook de ervaring dat de lekkerste bramen te hoog, te diep en te prikkelig zitten? Ik bedacht daarvoor een oplossing: een plukstok. Maar waar haal je zo’n ding? En hoe leg ik uit wat ik nodig heb?

Plotseling dacht ik aan die dingen waarmee de dwangarbeiders van de sociale dienst de straat opruimen. Dus ging ik even voor mijn bejaardag naar de Blokker met de vraag: ‘Heeft u zo’n ding waarmee je propjes van de grond kunt pakken?’. ‘Oh’, zei de verkoopster, ‘U bedoelt een ouderenhulpstuk. Kijkt u maar daar in de hoek.’

Maar hoe ik ook keek in die hoek, ik zag geen hulpstuk. Dus ik terug naar de verkoopster ‘Juffrouw hoe herken ik een ouderenhulpstuk als ik er een tegenkom?’.

Geduldig begeleidde ze me naar de hoek en toonde me de wand die inderdaad volhing met ingenieuze apparaten om steunkousen aan te trekken, et cetera. Daar hing ook mijn propjesraper. Voor € 18,75 had ik mijn plukstok.

Het ding werkt prima. Met enige oefening kan ik nu een individuele braam op 2 meter 80 ongekneusd naar beneden halen. Daar moet ik wel eerst mijn bril voor opzetten.

Als ik een mesje monteer op mijn stok kan ik straks ook paddestoelen plukken.

Binnenkort geef ik de cursus wildplukken voor bejaarde rolstoelers: ‘plukken zonder bukken’. 

                                                        DSC 1085klein 

 

9 juni 2015             Geen morieljes

Geen tonijn in de tonnato, geen dragon in de béarnaise en geen morieljes in de morieljesaus: het was afzien in hotel De Sparrenhorst in Nunspeet. ‘Waarom zitten er geen morieljes in de saus?’, vroeg ik de ober, die daarop de kok raadpleegde. ‘De morieljes zijn er uitgezeefd’, was de verklaring. ‘O, dan worden ze zeker hergebruikt’, suggereerde ik. ‘Nee’, zei de ober gepikeerd, ‘ze worden na het zeven weggegooid’. ‘Dat is zonde’, sprak ik. Een zwaar woord in dit zwartekousengebied.

Kortom, het zal nooit meer goed komen tussen mij en De Sparrenhorst. Maar het toeval wilde dat ik net zat te broeden op een blog over geen morieljes. En dit was natuurlijk een prachtige binnenkomer. De moraal van mijn blog zou zijn dat je wildplukkers nooit moet vertrouwen. Les cueilleurs sont des menteurs, luidt niet voor niets het Franse spreekwoord. Als een wildplukker zegt dat er geen morieljes zijn, dan zou het omgekeerde wel eens waar kunnen zijn. En als een wildplukker geruime tijd over ganzen doorzeurt, kun je je afvragen of hij geen morieljes aan het plukken is.

In tegenstelling tot mijn collega’s praat ik liever niet teveel over morieljes. Want als er teveel worden geplukt, blijven er straks misschien geen morieljes over. Bovendien is het een wettelijk beschermde paddestoel: als je een boswachter aan ziet komen, kan je maar beter geen morieljes aan het plukken zijn.

Om de aandacht af te leiden plaagde ik mijn collega’s met een Zweeds blikje Voorjaarskluifzwam, dat ik via de ambassade in Stockholm bemachtigde. De gyromitra esculenta is dodelijk giftig, maar Scandinaviërs koken hem drie keer en eten hem dan vrolijk op. Die voorjaarskluifzwammen staan ook bekend als ‘valse morieljes’. Dus weer een geval van geen (echte) morieljes.

Op de hele Veluwe was er trouwens geen paddestoel te bekennen. Geen boleet, geen cantharel, geen morielje. Zo kwam ik weer terug bij af. Ik ontving geen 200 euro. Integendeel, dat bedrag kon ik dokken aan de receptie van De Sparrenhorst. Ik ga daar nooit geen morieljes meer eten.

 

                               2015-03-16 21.17.23

                               Murklor (voorjaarskluifzwammen) zijn geen morieljes. De consumptie hiervan wordt sterk afgeraden

 

  

29 maart 2015         Gele Plomp gedumpt in Sarphatipark

Gisteren heb ik mijn gele plomp in het Sarphatipark gedumpt. Daar ging een heel verhaal aan vooraf. We waren weer eens op jacht naar ganzeneieren, toen we in het moeras een aantal grote wortels voorbij zagen drijven. Ik vergat te zeggen dat we in een roeibootje zaten, Dieuw en ik. Wortels van de waterlelie, dachten we. Heel goed eetbaar, zei Dieuw. En ik herinnerde me de geneeskrachtige werking die daaraan wordt toegeschreven. Dus visten we een aantal forse wortels op. Ze zagen er heerlijk vers uit, geel met bruine driehoekjes en verlangende worteldraadjes.

Thuisgekomen bakten en kookten we onze wilde eieren. Dieuw bereidde een stukje waterlelie, maar dat was geen succes. Hij was onuitsprekelijk bitter en vies, en werd subiet uitgespuugd.

Ik verdiepte me intussen in de medicinale werking van de waterlelie. Het is een anafrodisiacum, werd me duidelijk. Zeg maar lustafdrijvend, een soort antiviagra. Daar moet een markt voor zijn, bedacht ik me. Pedofiele paters, promiscuë politici, perverse pederasten, polygame psychiaters: een heel aantal doelgroepen trok aan mijn geestesoog voorbij.

Maar bevriende biologen hielpen mij uit de waan. Dit is geen waterlelie, dit is een gele plomp, zeiden ze. Die is erg giftig en beslist oneetbaar. Er zit nupharine in, daar wordt je helemaal spastisch van. Mmm, niet echt iets voor mijn doelgroepen.

Dus bleef ik zitten met een vuilzak vol gele plomp. Oneetbaar en zonder medische waarde. Maar als hij bloeit is hij wel mooi: hij heeft prachtige gele bloemen die drijven op hoefvormige bladen. Niet voor niets bestaat de vlag van Friesland uit gele plompen die per ongeluk rood zijn gekleurd. Ik verzon een esthetische oplossing. In ondiep water zouden de wortels wellicht kunnen aarden.

Ik bracht mijn vuilzak naar het Sarphatipark. In de vroege avond, want je weet maar nooit wat voor regel je nu weer aan het overtreden bent. Onder aanmoedigend gekwaak van 24 belangstellende eenden loosde ik mijn plomp in de plomp. Ashes to ashes, dust to dust.

Om de twee dagen ga ik langs om te kijken of er al gele plompjes komen bovendrijven.

                                                    Nuphar lutea flower1    (foto: Hans Hillewaert)

 

 

16 maart 2015   Waarom ik twee eierstokken heb

Sinds gisteren heb ik twee eierstokken. Dat kan ik helemaal uitleggen. In maart broeden de ganzen en dan kan je ganzeneieren rapen. Niet zomaar een eitje, nee honderden. En geen kleine eitjes, maar joekelige formaten.

Ganzen zijn door de Provincie vogelvrij verklaard. Ze veroorzaken schade aan de landbouw en bedreigen het vliegverkeer. Hun aantal is exponentieel toegenomen en moet dringend worden gereduceerd, aldus de Gedeputeerde en het management van Schiphol. De Flora- en Faunawet moet even wijken.

Dus raap ik deze maand ganzeneieren met een Provinciale Vrijstelling. Ganzen bouwen hun nest liefst in het riet, op takken in het water. Daarom is het moeilijk om daar dichtbij te komen. Bovendien is zo’n nest een soort soepbord, je rolt het ei er niet zomaar uit. Met mijn eierstok los ik dat probleem op. De constructie is heel simpel. Een plastic bakje van Blokker plak ik met duck tape aan het eind van een stok. De zijkant van het bakje zit langs die stok. Door de stok een kwartslag te draaien maak ik een scheppende beweging. Daarmee lepel ik het ei uit het ganzennest. Vaak zitten er wel tien eieren in zo'n nest.

Met terugwerkende kracht begrijp ik hoe tevreden onze voorouders-jagers-verzamelaars waren toen zij deze scheppende beweging ontdekten. En misschien ligt daar wel de oorsprong van ons scheppend vermogen.

Maar waarom twee eierstokken, zult u zich afvragen. Een vraag die heel veel mensen zich zouden kunnen stellen. Het antwoord is simpel. Als een stok breekt, heb je nog een reserve.

                                    2015-03-10 17.32.51

 

 

23 december     De jager beschoten

Tijdens de cursus ‘Paddestoelen plukken in Zuid-Frankrijk’ worden we verontrust door snuivende en krakende geluiden in het bos. Als we dichterbij komen zie ik een kudde zwarte varkens. ‘Zwarte varkens?’, zegt mijn cursiste Zwanet, ‘Ik ben een boerderijkind, maar daarvan heb ik nog nooit gehoord’. Merde, dat zijn misschien wel wilde zwijnen, bedenk ik me. Die zijn gevaarlijk als ze jongen hebben. En ik meen in de kudde grotere en kleinere exemplaren te ontwaren. Ik stel een omtrekkende beweging voor. We springen over een beekje en stappen over een blauwe waslijn die daar slingert.

Als we veilig uit de buurt van de zwijnen zijn, begint de volgende narigheid. Een grote blaffende hond komt op ons toe rennen. Gelukkig blaft het, maar bijt het niet. Boven op de heuvel begint een Fransman iets onverstaanbaars te schreeuwen. ‘Oui, ça va’, roep ik, dat is meestal een goed antwoord. De hond rent terug naar de kennelijke eigenaar. Voor de zekerheid maken we opnieuw een omtrekkende beweging.

Dan klinkt er een geweerschot. Erg dichtbij. Is het de hondeneigenaar? Of is het een jager die ons aanziet voor zwijn? Ik neem geen risico en we gaan in dekking achter een dikke boom. Ik blijf heel kalm en maak de balans op. Voorop staat de veiligheid van mijn cursiste. Ik moet ervan uitgaan dat er gericht geschoten wordt. Uit het boek van oorlogscorrespondent Karskens weet ik dat een schutter twee seconden nodig heeft om te mikken. In die tijd kan jij tien tot twintig meter hardlopen. Dus ik ren naar de volgende boom. Als er niet wordt geschoten wenk ik Zwanet om me te volgen. Zo rennen we beurtelings van boom tot boom (goed dat we in een bos zijn). Wederom in een omtrekkende beweging. Gelukkig vallen er geen schoten meer en bereiken we veilig de weg die het einde van het bos markeert.

Dan krijgen we wat meer duidelijkheid, want aan die bosrand staan rode bordjes Propriété privé. We zijn vanuit het staatsbos in een privébos beland. Kennelijk was die blauwe waslijn de afscheiding. En die schutter was natuurlijk een boer die zijn rechten kracht bijzette met een geweerschot (waarschijnlijk in de lucht).

Als we thuis de zwarte varkens googelen, wordt ook dat raadsel opgelost. Pata negra, dat is een duur Spaans ras dat zich met eikels voedt in bossen. Die boer wilde dat we van zijn varkens, zijn eikels en zijn paddestoelen afbleven.

Ongerust informeer ik bij Zwanet of dit wel de cursus is die zij zich had voorgesteld. Ze lacht: ‘Dit is een prachtig verhaal om thuis te vertellen. Wat zullen mijn vriendinnen hiervan opkijken’.

Ik zal bij de boer langsgaan met een fles pastis, en hem vragen of we dit theater standaard in het cursuspakket kunnen opvoeren. Omdat het goed is dat wildplukkers zich ook leren verplaatsen in de rol van wild.

 

imagesCA02ONWV

 

 

4 december      George Brassens, wildplukkend poëet

29 oktober jl. bezoeken we Sète, de geboorteplaats van zanger en poëet George Brassens. Ter plekke bedenk ik dat ik eens wil verifiëren of zijn graf inderdaad op het strand is gedolven, zoals hij verzocht in zijn lied ‘Supplique pour être enterré à la plage de Sète’. Door een onwaarschijnlijk toeval blijkt het zijn sterfdag te zijn: een kans van 1 op 365.

Op bezoek in het Franse Sète/ aan de Middellandse zee/ dacht ik aan George Brassens/ en kreeg plotseling een idee.

Zou hij werkelijk begraven zijn/ op het plaatselijke strand/ volgens zijn verzoek op rijm/ gezongen en gedrukt in elke krant.

Deze libertijnse wildplukker/ non-conformist avant-la-lettre/ zoon van een vrij metselaar/ en een Italiaanse ketter.

Spot met kerk, geld, staat en zelfs de guillotine/ hij lacht ook met de dood/ ‘Magere Hein zit me op de hielen/ straks moet ook ik met de billen bloot’.

‘Mijn zerk op het strand van Sète/ zorgt voor een vrolijke noot/ beschut de baadsters bij het kleden/ en geeft wat meer sjeu aan de dood.’

‘Plant voor mij een pijnboom/ pin parasol de préférence/ beschut mijn vrienden bij hun eerbetoon/ en hun gevoelige revérences.’

‘En als een zeemeermin zich op mijn grafsteen vlijt/ al was ’t maar voor een kwartiertje/ ben ik niet te beroerd om even te herrijzen/ voor een postuum pleziertje.’

‘Terwijl alle respectabele assen/ onbekende soldaten en Napoléon/ al die glorieuze karkassen/ liggen te verstoffen in het Panthéon.’

‘Lig ik lekker languit op het strand/ in grote discrepantie/ en geniet ik van mijn dood/ op een eeuwige vakantie.’

  pin-parasol1

 George Brassens ligt gewoon op het kerkhof van Py.

Wel is daar een pin parasol voor hem geplant.

 

 

20 juni    Illegale forel: Politie is je beste kameraad!

Ik hou niet van politie. Vreselijk dat soort types dat jouw gedrag wil normeren: schoolmeesters, dominees, psychiaters, politieagenten. En de talrijke amateurs in die richting.

Maar na 60 jaar heeft een politieagent mijn hart gestolen. Een Franse gendarme. Plat gezegd: un flic.

Samen gingen we illegaal vissen buiten het seizoen. Giegelend zei hij dat hij een plekje wist waar niemand ons zou kunnen zien. Inwendig loofde ik zijn duidelijk in het politiecorps opgedane capaciteit om ongezien te werk te gaan.

Polities lijken op boeven, psychiaters lijken op gekken, brandweerlieden zijn dol op fikkie stoken, dominees vind je op de wallen. Eigenlijk is het heel simpel: les extrêmes se touchent. Want tegenpolen trekken elkaar aan.

Drie onwettige forellen hebben we gevangen. Daarna hebben we nog samen een joint gerookt.

Binnenkort gaan we uit stelen.

                                                     2012 150 2

 

2 juni      Roadkill op de Utrechtsebrug

Toen ik gistermiddag over de Utrechtsebrug fietste, vloog er pal voor me een duif op een auto. Met een flinke klap kwam hij aan zijn eind en liet een wolk van veren na. Een heuse roadkill. Omdat ik onlangs het Roadkill Cookbook heb gelezen, stapte ik meteen af. Twee basisvragen moet je stellen volgens het Cookbook: 1) how fresh is it? en 2) how flat is it? In dit geval was de kill uitermate fresh, en omdat-ie niet onder de wielen was gekomen, was-ie ook helemaal niet flat. Een derde belangrijke vraag wil ik toevoegen: 3) how busy is the traffic? De meeste roadkills vinden plaats op een snelweg en daar rijdt het verkeer ook het hardst. Gelukkig stond het stoplicht even op rood en had ik tijd om mijn prooi op te halen. Een houtduif, zag ik meteen aan de witte band op zijn vleugels. Dat zijn de lekkerste duiven. Ze hebben een heuse wildsmaak en zijn goed te combineren met paddestoelen.

Thuis sleep ik mijn messen en bracht ik mijn onlangs opgedane poeliersvaardigheden in praktijk. Kop eraf, dat ging makkelijker dan bij een gans. Plukken was ook makkelijker. Vervolgens het verkeersslachtoffer opereren, want niet alles zat nog op de plek waar het hoort te zitten. Maar uiteindelijk hield ik een mooie donkere duiveborst over en twee kleine boutjes. Die heb ik een dag laten besterven, dat schijnt zo te horen.

Vandaag heb ik de laatste eer bewezen aan Duif. In een morielje-roomsaus. Opvallend was dat mijn beleving van domme mannelijke vogel plaatsmaakte voor een vrouwelijker beleving van lekker dier. Duifje smaakte overheerlijk. Ik hield van haar. Ik weet zeker dat haar gastronomische uitvaart een boost zal geven aan haar karma. Volgende keer kom ik haar tegen als gans. Wie weet zelfs nog beter.

                          houtdui1

 


18 mei     Wild water in mijn regenton

Vandaag nam ik een nieuwe stap in mijn zelfvoorzienend vermogen. Ik zaagde een stuk uit de regenpijp langs mijn balkon, installeerde een listig tussenstuk en liet dat uitmonden in een regenton van 100 liter. Met dat water ga ik mijn planten bevochtigen, mijn WC doorspoelen en mijn was doen.

Lang heb ik nagedacht over het tussenstuk in de regenpijp. Een pijpje naar de regenton is geen probleem, maar als de ton vol is moet de reguliere afvoer weer in werking treden. Ik verzon enkele zeer ingenieuze constructies, tot de verkoper in de ijzerwinkel zei dat ik eens in het Tuincentrum moest kijken. Daar bleek het gevraagde tussenstuk voor € 10,95 verkrijgbaar. Een regenton-automaat, heet dat. Van bewonderenswaardige eenvoud en superieur inzicht, constateerde deze gemankeerde uitvinder.

Een gemiddeld mens in Nederland verbruikt 120 liter water per dag: WC: 34 liter. Douche: 48 liter. Was/afwas 21 liter. Drinken/keuken/planten: 15 liter. Dat gemiddeld normale mens doucht 5 minuten per dag. Daar kan ik minstens de helft op besparen. Met watervoorziening uit de regenton kan ik het verbruik van de WC minimaliseren. En als ik mijn was doe met regenwater en de planten water geef uit de ton, dan kan ik nog eens 20 liter/dag besparen. Ik ga mijn waterrekening met minstens tweederde terugbrengen.

Ik leg een tuinslang van de ton naar de stortbak van mijn WC. In de stortbak installeer ik een extra vlotter. Dan draai ik het drinkwaterkraantje op de stortbak dicht. Ik heb nu een automatische regenspoeling in het toilet. Alleen in tijden van droogte moet ik drinkwater bijtanken met een simpele draai aan de knop.

Volgens het KNMI mag ik gemiddeld 800 mm regen verwachten per jaar. Een millimeter betekent 1 liter per vierkante meter. Van mijn dak van 60 vierkante meter kan ik dus jaarlijks 48.000 liter opvangen. Per dag is dat 131 liter. Genoeg voor mijn hele waterbehoefte.

En waarom zou ik eigenlijk niet ook gaan douchen in regenwater? Dat doen ze in Afrika ook.

Straks word ik nog helemaal wild.                                                  

 

 2014-05-10 17.42.552014-05-10 17.58.44

 

 

 

5 mei    Weer een rotgans minder

Vorige week heb ik weer een potentiële terrorist bij Schiphol kaltgestelt.

Deze gans vloog langs de Polderbaan en werd neergehaald door een bevriende jager. Omdat plukken veel werk is, mocht ik dat doen. Ik kreeg de rotgans. Dat is niet denigrerend bedoeld, het is gewoon een type gans. Een gans die in Rusland thuishoort. ‘Blijf met je rotpoten van onze rotganzen af’, hoor je Poetin al denken. Hmm.

In 2012 waren er vier vogelaanvaringen op Schiphol. In 2013 was het er nog maar een. Aanvaring is een raar woord. Maar ja, het is luchtvaart en een luchtvaartuig kan dus een aanvaring krijgen. Met een duif is dat geen probleem, want die gaat makkelijk door de straalmoter, maar met een gans is dat gevaarlijk, vertelde de jager me. Gelukkig is er nu ook een vogelradar op Schiphol, die de piloten waarschuwt voor aanvaringsgevaar. Dan wachten ze even.

Toch zou ik niet in dat ene luchtvaartuig willen zitten met die gans in de voortstuwingsapparatuur. Daarom consumeer ik de gans liever vooraf. Bij een bekende vroeg ik hoe je gans plukt. ‘Net als een kip’, was het antwoord. Maar ik heb nooit een kip geplukt. ‘Giet er warm water over en begin bij de kont en trek in de richting van de kop’, was het advies. Op YouTube vond ik verdere voorlichting. Als gauw dwarrelden de veren door mijn keuken. Poes Dondersteen vond het machtig interessant. Deze wildplukker is nu ook een wild-plukker, bedacht ik mij. Even de tanden op elkaar en de kop eraf. Niet leuk, maar het valt wel mee. Vervolgens de ingewanden eruit.

Dankzij mijn profi-fileermes had ik snel twee mooie ganzeborsten. En twee mooie bouten voor de confit. Van de rest trok ik bouillon. De ganzeborst heb ik kort gebakken met morieljes. Zelden at ik lekkerder vlees dan deze warme terrorist. En de bouten heb ik tenslotte koud weggezet: Gans warm und kaltgestelt.

                                        2014-04-15 13.08.59 2

 

 

 18 april  Het spectaculaire seksleven van de wijngaardslak 

Deze maand kreeg ik een relatie met de slakkenwereld. Van slakken heb ik nooit veel geweten, behalve dat ze in een blikje komen en lekker zijn met knoflook of in een saus met cantharellen.

In de kast van mijn moeder staan nog ovenschoteltjes met bijbehorende knijptangen, waarin je het slakkenhuis kunt vastklemmen. Maar daar heb ik nooit iets mee gedaan. In Frankrijk zag ik soms mensen zoeken in de wijngaarden, maar misschien waren dat armelui belust op ‘vin des pauvres’.

Twee weken geleden was ik op zoek naar paddestoelen in de duinen bij Santpoort in de rook van de oude inrichting (de grote schoorsteen staat nog overeind). Ik vond geen enkele paddestoel en toen dacht ik opeens aan slakken. Ik had ze daar wel vaker in de duinen gezien, maar had er nooit aandacht aan geschonken. Veel slakken zijn eetbaar, herinnerde ik me. Dus ik raapte vier mooie grote slakken bijeen om ze thuis eens nader te onderzoeken.

Met behulp van Wikipedia zag ik al gauw dat ik echte wijngaardslakken te pakken had. Een lekkernij! Maar even verder las ik dat het zeldzame en beschermde dieren zijn. Ze komen alleen in de duinen en in Zuid-Limburg voor. Volgens de Flora- en Faunawet is het streng verboden om ze te verzamelen (zelfs lege huisjes mogen niet worden geraapt). Maar ja, nu ik het misdrijf toch al had gepleegd, kon ik ze net zo goed opeten. En ik zette alvast een pan water op het vuur. Tot ik even verder las dat je verse slakken uit de natuur niet meteen mag opeten. Ze voeden zich namelijk met allerlei planten die voor de mens giftig zijn. De slakken moeten eerst 10 dagen worden uitgehongerd om te zorgen dat ze alle plantenresten hebben verteerd.

Dus haalde ik de pan weer van het vuur en stopte ik de slakken in een doorschijnende plastic doos, met wat water, maar zonder brood. Eigenlijk niet eerlijk om anderen uit te hongeren om zelf lekker te kunnen eten, bedacht ik me.

Ik had nu genoeg tijd om me verder in de slakkenwereld te verdiepen. Slakken hebben 3 stel voelsprieten. Op de langste sprieten zitten de ogen. Letterlijk ogen op steeltjes. Dan hebben ze een stel echte voelsprieten en ook nog een stel sprieten met smaaksensoren.

Hun voortplantingsgedrag is tamelijk spectaculair, las ik. Een slakkenparing duurt 24 uur en de beestjes zuigen zich daarbij met hun voeten aan elkaar vast. Hun voet, dat is de hele onderkant van het lijf, waarmee ze voortkruipen. Daarbij wordt slijm gebruikt om wrijving met de ondergrond te reduceren (de slak kruipt met een maximale snelheid van 4,8 meter per uur). Slakken zijn hermafrodieten, las ik voorts. Ze bezitten zowel mannelijke als vrouwelijke organen en tijdens de paring bevruchten zij elkaar wederzijds. Om de ander te stimuleren schieten zij bovendien een ‘liefdespijl’ af, een klein stukje kraakbeen dat gedoopt is in hormonen. Twee tot acht weken na de paring legt elke slak 30 tot 50 eitjes in een zelfgegraven holletje.

Door het transparante plastic kon ik mijn slakken in de keuken in de gaten houden. Ze kropen actief rond, zogen zich vast aan de deksel, bewogen hun sprieten en lieten een spoor na van uitgekakte plantenresten (dacht ik). Dus dat ging goed. De volgende dag waren ze weg. Ze waren uitgebroken. Ik vond ze terug op mijn kookboeken, een meter verderop (kennelijk hadden ze wel culinaire affiniteit). Ik kreeg bewondering voor hun activiteit en levenslust, hoe traag dan ook.

Maar drie dagen later was het mis. De slakken waren duidelijk aan het voetelen. En met hun sprieten hadden ze intensief oog-, voel- en smaakcontact. Ik had het hart niet om ze uit elkaar te trekken, bovendien kon ik niet vaststellen hoever de bevruchting al was gevorderd. Ze hadden me een poets gebakken met een van de oudste gevangenistrucs ter wereld: zwanger worden. Een zwangere mag je immers niet executeren.

Nu moest ik 2 tot 8 weken wachten tot ze hun eitjes hadden gelegd. En wat moest ik aan met 120 tot 200 embryo’s? Even bekroop me de gedachte om een slakkenkwekerij op te zetten. Maar dat idee verwierp ik snel, want ik zou dan toch wel wat meer moeten weten over wat daar allemaal bij komt kijken. Een kweker moet op zijn minst diervriendelijk zijn.

Het uithongerbeleid heb ik gestaakt en ik heb ze gevoerd met bieslook en rucola (vooral dat laatste vonden ze lekker).

Vandaag heb ik mijn slakken teruggebracht naar de duinen. Niet naar Santpoort, maar naar Duin en Bosch. Net naast het inrichtingsterrein, want ik wil niet dat ze hospitaliseren. Daar kruipen nu Jean-Marie, Jo-An, Dirkje en Justine Case in volle vrijheid rond op zoek naar een holletje.

Als daar over een paar jaar een slakkenplaag uitbreekt is het de schuld van de Flora- en Faunawet.

                                                       Weinbergschnecke Paarung1

10 april 2014  Gered door de smeerwortel…

Mijn wildplukacties breiden zich steeds verder uit. Vorig jaar plukte ik niet alleen veel paddestoelen, maar ook bosbessen, vlierbessen en duindoorns. Dit jaar pluk ik ook nog ganzen en wilde planten. ‘Je oerinstincten als jager-verzamelaar komen los’, constateerde mijn familie, al snoepend van mijn vers geplukte daslookpesto.

Vorige week maakte ik een lentesalade met bloemetjes, wilde planten en kruiden. Volgens mijn nieuwste inzichten. Partner Else was weer proefkonijn en ik ging haar verrassen met een wilde salade die ik nooit eerder op tafel had gezet. In een vlaag van overmoed beloofde ik om een jaar lang af te wassen als ze alle 11 ingrediënten zou herkennen. Ha, dat wilde ze wel proberen! Een win-no loose situatie – dat had me moeten waarschuwen.

Natuurlijk zag ze meteen de ijsbergsla, de wortel, de feta en de rode biet. De brandnetel herkende ze direct en ook de daslook kon ze thuisbrengen. Het madeliefje verraste haar niet en de dovenetel evenmin. Maar tot mijn verbazing kende ze het gele bloemetje van het klein hoefblad, dat iedereen voor een paardenbloem aanziet.

‘Ja’, lachte ze, ‘ik kom van het platteland. Als kind at ik al bloemetjes.’ Oeps, daar had ik geen rekening mee gehouden. Toen ze ook nog het sesamzaad ontdekte, was er nog maar één ingrediënt dat mij kon behoeden voor de te lichtvaardig toegezegde afwasplicht: de smeerwortel. En goddank, hoe ze ook proefde, prikte en probeerde, de smeerwortel ontdekte ze niet. Leve de smeerwortel!

De smeerwortel heeft niet alleen relationele, maar ook medische en psychische verdiensten. De smeerwortel is al eeuwen gesmeerd op botbreuken, wonden of verstuikingen. Homeopathen gebruiken het ook tegen valangst en slappe knieën. Binnenkort kan je smeerwortelzalf bij mij bestellen. Voor in- of uitwendig gebruik. Tsja, zo’n crisis maakt wel creatief.

                                                2014-03-282022.02.251 

  

 

25 maart 2014. Ganzeneierenjacht

Er zijn erg veel ganzen in Nederland. Bij Schiphol vormen ze een gevaar voor het vliegverkeer. Daarom worden ze vergast en soms ook nog vernietigd. In een meer preventieve aanpak worden hun eieren geschud, geolied of geprikt. Dat moet beter kunnen, dacht ik. Als de natuur ons eten in overvloed aanbiedt, laten we het dan wat vaker eten. Zo ontstond mijn nieuwe hobby: ganzeneieren rapen.

Schipholganzen zijn vogelvrij en een vergunning was volgens mij overbodig (laat staan dat ik daar nog 10 weken op kon gaan wachten). Zo ging ik eergisteren op jacht. Met een veiligheidsbril en een berenmuts, want sommige ganzen kunnen agressief reageren.

Maar natuurlijk, als je een gans zoekt, dan zijn ze er opeens niet meer. Kilometers fiets ik langs Amsterdamse plantsoenen, maar geen gans te bekennen. Eindelijk zie ik tegenover het Olympisch Stadion een paartje met 10 kuikens. Te laat dus! Langs het Nieuwe Meer zie ik geen enkele gans. Ik cross door het Amsterdamse Bos en besluip vruchteloos een groep puberende ganzen, die onder luid gekwaak opstijgt. Grappig, ze stijgen tegen de wind in, net als vliegtuigen. Maar nergens een nest, ze waren misschien nog te jong.

Dan, net als ik begin te wanhopen, zie ik een weitje met wel acht ganzen, witte en grauwe. Op het hek staat geen verboden toegang, dus ik mag naar binnen. Ik loop op het ganzengroepje af dat zich schielijk terugtrekt. Daar zie ik iets wits schemeren 100 meter verderop. Het neemt vastere vormen aan als ik dichterbij kom. Ronde vormen. Jawel, daar ligt een ei. Een belachelijk groot ei. In een hoopje bijeengeraapte rietstengels, zonder enige poging tot bedekking of camouflage. Kip, eh gans, ik heb je!

Ganzen leggen elke dag een ei en gaan broeden als er 6 eieren zijn. Dus dit ene ei moet net gelegd zijn, want in het andere geval zou ik gebroken schalen moeten zien. Maar de proof of the pudding is in the eating. Thuisgekomen breek ik het ei voor een omelet. Dat kost kracht, want de schaal is veel dikker dan die van een kippenei. Schilfers die in de omelet terechtkomen zijn hinderlijk, je kauwt ze niet even weg, merk ik. Afgezien daarvan smaakt het ei van de gans precies als dat van de kip. Het ganzenei weegt vier keer zwaarder en heeft een dikkere schaal, maar verder is er geen verschil. Eigenlijk een beetje teleurstellend, gezien alle moeite die ik me heb getroost. Vier uur heb ik geïnvesteerd in dit ei, terwijl vier plofkipwerpsels van Albert Hein de truc ook hadden kunnen doen. De enige bevrediging is dat deze potentiële gans in elk geval niet meer in de jet van Obama kan vliegen. Ik heb een heuse terreuraanslag voorkomen.

                                                                      2014-03-172017.54.391

                                                                            plofkip- en ganzenei

 

 

Ervaringen

29 juni 2017